Ontstaan van het schermen als (militaire) sport
Tot aan de late middeleeuwen blijft het dragen en gebruiken van het zwaard een zaak van militairen en edelen. Het zwaard onderscheidt de edelman van de gewone burger. Duels buiten oorlogshandelingen om komen voor in de vorm van riddertoernooien en tribunale duels. Bij deze vorm van duelleren zou de wil van God de uitkomst en dus de gerechtigheid bepalen.
Rond 1450 ontstaat er een nieuwe hoge klasse, die net zoveel en soms meer macht verwerft als de echte adel. Dit heeft te maken met de opkomst van Gilden. Steden en stadsbesturen krijgen steeds meer macht. Deze nieuwe edelen willen zich net zo onderscheiden als de adel tot dan gedaan heeft. Het wordt steeds gebruikelijker om een zwaard te dragen. Ook in het dagelijks leven.
In die begindagen lijkt het zwaard erg op een militair zwaard, maar het wordt allengs een meer sierlijke en gedecoreerd ornament van een man van stand. Het krijgt de naam rapier. De groei van het aantal zwaarddragende personen doet de vraag naar lessen in zwaard vechten sterk stijgen. In Spanje wordt een eerste gesystematiseerde manier van zwaard vechten geleerd. Het is een vrij defensieve manier van vechten, die er uit bestaat de wild aanvallende tegenstander met een uitgestrekte gewapende arm in de punt te laten lopen door op een Torrero-achtige manier voor hem opzij te stappen. Deze stappen worden vanuit een geometrisch schema aangeleerd. Het Spaanse zwaardvechten is buiten Spanje echter niet erg populair. Dit in tegenstelling tot de ontwikkelingen in Italië. De bakermat van de renaissance mag tevens gezien worden als die van het schermen. Aan het begin van de 16e eeuw worden in Italië diverse boeken uitgebracht over het gebruik van het blanke wapen. Italiaanse meesters als Marozzo en Agrippa zijn de schrijvers. De Italiaanse stijl van schermen gaat de trend van duelleren bepalen in geheel Europa. Er ontstaat dankzij de publicaties een algemeen geaccepteerde duelleercode. Het duelleren wordt steeds gebruikelijker onder de hoge klasse. Een man moet zich kunnen beschermen om te kunnen overleven. Zwaardvechten in vredestijd noemt men schermen. Wanneer een jongeheer schermles neemt, leert hij omgaan met de rapier in combinatie met wat hij verder nog bij zich draagt zoals een vuistschild, dolk of mantel. Het duelleren wordt hoe langer hoe meer een gekte en bereikt haar hoogtepunt zo rond 1600. Naar schatting zijn er tussen de jaren 1590 en 1610 in Frankrijk alleen al rond de 4000 heren van stand ‘over de kling gejaagd’.
Schermers zijn tot in de beginjaren van de 17e eeuw gewoon, om vanuit passen slagen en steken te maken. Inmiddels groeit het gebruik om zijwaarts of voorwaarts uit te stappen. Dit wordt de uitval genoemd. In 1610 publiceert Capoferro de Gran Simolacro , een boek over schermen. Hij staat een stijl van schermen voor waarbij de schermers meer op één lijn bewegen. Hij legt de nadruk op snelheid van handeling en tempowisseling. Deze stijl vindt algemene navolging, net als het schermen met alleen de rapier.
Rond 1630 verlegt de aandacht zich van Italië naar Frankrijk. We zijn nu in de pruikentijd. De Fransen hebben tevens het schermen veranderd. De bewegingen, die de Franse schermmeesters leren, zijn meer afgepast en er wordt nauwelijks nog geslagen met de rapier. Dit wapen ondergaat ook een verandering. Het wordt korter en heeft eigenlijk alleen nog een scherpe punt die met het grootste gemak iemand doorboort zodat die “hartsteken (hartstikke) dood is”. Het krijgt de naam ‘korte degen’. Het hoofse leven van de Franse tijd staat stijf van de etiquette en de formaliteiten. In deze tijd bedenkt men dat, voordat men elkaar overhoop steekt, het opportuun is, eerst even beleefd te groeten. Deze schermgroet bestaat nog steeds. Het duelleren met degens tot de dood, nam in populariteit af mede door de opkomst van het dan steeds preciezere pistool. Aan het eind van de 18e eeuw raakt ook het dragen van een degen uit de mode. Het schermen wordt wel voortgezet, maar dan als opvoedkundige en recreatieve beschaafde bezigheid. Men draagt maskers en er wordt geoefend met floretten, die licht zijn en voorzien van een dopje om ernstige verwondingen te voorkomen. Men leert schermen in schermacademies en de schermles is zeer belangrijk voor een man van stand. Het schermen verliest steeds meer aan realiteitswaarde voor het ‘duel tot de dood’ en groeit in de 19e eeuw uit tot de schermsport zoals we die nu kennen. Uiteraard is er daarna uiterlijk nog heel veel veranderd. De meeste veranderingen die daarna nog doorgevoerd zijn, hebben echter voornamelijk betrekking op reglementen over materiaal en algemene regels. Fundamentele veranderingen zoals veranderingen van stijl of de ontwikkeling van nieuwe wapens zijn er niet meer geweest.
Voor militairen is aan het eind van de18e eeuw het voeren van de blanke sabel voor officieren en de klewang en geweer met bajonet voor onderofficieren en manschappen nog lang een verplichte oefening. Daarnaast ontstaat er bij deze categorieën de behoefte, het duel als sport te beoefenen, met beschermende kleding om verwondingen te voorkomen. Op allerlei locaties ontstaan er in militaire gemeenschappen en garnizoenen groepen die in min of meer georganiseerd verband de schermsport beoefenen.
Zo gebeurt het dat in 1895 de eerste schermvereniging van onderofficieren wordt opgericht in Amersfoort. De naam: Eendracht Maakt Macht Amersfoort (EMMA). J.Th.E.N.D. Schouwenburg speelt een belangrijke rol bij de oprichting en wordt gekozen tot voorzitter. Deze ontwikkeling blijkt later zeer belangrijk te zijn geweest in de schermwereld van onderofficieren.
Op de KMA bestaat in die tijd een bloeiende Cadetten Schermvereniging, die ‘Meesters op alle wapenen’ opleidt. De eenmaal benoemde officieren verliezen echter vrij snel de belangstelling voor het schermen. Oorzaak hiervan is de in het algemeen geringe gelegenheid bij de parate eenheden te schermen, en het gebrek aan materiaal voor sportschermen. Degenen die naar het KNIL gaan, blijven in het algemeen wel schermen, waarschijnlijk omdat het blanke wapen daar in de dagelijkse praktijk een belangrijker rolt speelt.
In februari 1896 wordt er een commissie ingesteld die bij de officieren van zee- en landmacht moet peilen, hoe de gevoelens ten opzichte van een Officieren Schermbond zijn. De reactie is in het algemeen positief, hoewel er ook wel scepsis is, getuige reacties als: ‘De tijden der ridderlijke toernooien zijn voorbij’ en ‘Een algemene revolver schietbond zal meer kans van slagen hebben’. Toch gaat men voort op de ingeslagen weg. In maart 1896 is de commissie gereed met voorbereidingen en krijgen alle officieren van zee- en landmacht een oproep tot lidmaatschap. Het aantal dat zich opgeeft is 180, en dit duidt op een duidelijke behoefte. Na het vervullen van alle formaliteiten bij de minister en de bevelhebbers wordt op 1 januari 1897 de Officiers Schermbond opgericht.
Dat het de officieren zijn geweest die dit initiatief hebben genomen is begrijpelijk. Deze categorie is door opleiding, contacten en communicatiemogelijkheden hiertoe makkelijker in staat dan de onderofficieren. Eerst is het zo dat onderofficieren en manschappen mogen deelnemen aan de evenementen die de officieren organiseren, dus de behoefte aan een eigen landelijke organisatie is nog niet groot. De contacten onderling zijn goed; de leermeesters van de officieren op schermgebied zijn voornamelijk onderofficieren en …. dat zijn ze nog steeds.