Het leek wel of van alles tegelijk plaatsvond: de fusie van KOS en KOOS tot één KMSV voor alle militaire schermers, een nieuw millennium en een krijgsmacht die in heftige verandering was en bleef. Het laatste had en heeft grote invloed. Kon men zich in de vorige eeuw nog ingraven in het oosten van West-Duitsland, al sportend wachten op een aanval van de Sowjet-Unie (die gelukkig nooit kwam), de nieuwe krijgsmacht werd expeditionair en zocht de uitdagingen op, ver van Nederland. Veel ‘onnodige’ redundancy ging eraf, de krijgsmacht werd steeds meer ‘no-nonsense’, waarbij verworvenheden uit het verleden op scherp stonden. Zo ook de militaire maîtres en dus het schermen. Werd schermen in het begin van de twintigste eeuw nog gezien als ‘core business’, nu worden er geen maîtres meer opgeleid en de jeugdige maîtres die er nog zijn worden volledig ingeschakeld in het operationele product en reizen dus ook af naar de Balkan, Afghanistan, Irak en zo meer. Hetzelfde overkwam en overkomt de jeugdige schermers. Niet zodra wordt een aspirant benoemd tot officier of onderofficier, of hij kan zijn barang omhangen en op uitzending gaan, op een schip, met een vliegtuigsquadron mee of met grondtroepen die vrede proberen te brengen waar die (nog) niet is.
Accenten verschuiven dus: naast de bestaande maîtres, die telkens tijdens een niet operationele plaatsing de draad en de wapens weer oppakken, hebben wij nu maîtres van buiten nodig. Dat zijn soms oud-militairen, maar het kunnen ook jongere burger-maîtres zijn, die worden ingehuurd voor de schermlessen. Getracht wordt in ieder geval de opleidingsinstituten, vooral KIM, KMA en KMS, van adequate instructeurs te voorzien; hun leerlingen zijn immers de toekomstige schermers. Die schermers dan gaan eerst een aantal jaren expeditionaire operaties uitvoeren en moeten dan, bij hun eerste ‘walplaatsing’ het schermwapen weer oppakken, terwijl ze dan ook vaak iets aan gezinsvorming moeten doen. Dat betekent dat de KMSV zich nu moet gaan concentreren op militairen die vaak al rond de veertig zijn. Pas dan hebben zij weer echt tijd, aandacht en interesse om het schermen weer op te pakken. Het aardige van de schermsport is dat je, mits je als jongere leeftijd (als aspirant) goed schermles hebt gehad, de techniek nooit meer verleert en zo weer de loper opstapt om verder te gaan, op je veertigste, waar je als twintigjarige was gebleven. De enige sporten waar ouderen jongeren nog goed partij kunnen geven zijn schermen, schaken en misschien dammen.
Langs deze lijnen zet de KMSV haar activiteiten voort. Zij organiseert jaarlijks haar Assaut en stimuleert commandanten, sportofficieren en -onderofficieren, maîtres en schermers, om elk ook een wedstrijd te organiseren die meetelt in het Superprestigeklassement. Per jaar plannen we een stuk of 10 van zulke SPK-toernooien. Het gevolg is dat er veel te doen is op schermgebied en men ‘flink aan de bak kan’. Mede dankzij de vijfkamp, die ook schermen omvat, is het aantal schermers weer stijgende. Bij de militaire top en bij de opleidingsinstituten, gestimuleerd en gefaciliteerd door onze KMSV, is de interesse in de schermsport behouden, in het besef dat het schermen, in al zijn facet- ten, als geen andere sport het wezen van de krijgskunst vertegenwoordigt, van vechtlust, via tactiek tot aan hoffelijkheid.
De eenentwintigste eeuw is nog lang, maar de start is voor de KMSV hoopgevend.